Door de overbevissing van rivierkreeften en een toename van de watervervuiling werd de inheemse rivierkreeft (Astacus astacus) de laatste eeuwen steeds zeldzamer in heel Europa. Om het gebrek aan rivierkreeften voor commerciële doeleinden tegen te gaan werd er vanaf de tweede helft van de 19e eeuw gestart met de introductie van uitheemse rivierkreeften om zo aan de steeds groeiende vraag naar rivierkreeftenvlees te voldoen.
Als plaatsvervanger voor de Europese Astacus astacus, die in België de enige inheemse rivierkreeft is, werd er gekozen voor een aantal Noord-Amerikaanse soorten. Om economisch interessant te zijn moesten deze nieuwe rivierkreeften in staat zijn om de relatief strenge Europese winters te overleven, en een hoog aantal nakomelingen per seizoen te produceren. Doordat deze rivierkreeften steeds in buitenvijvers of natuurlijke waterlichamen werden gekweekt wisten er al snel dieren te ontsnappen en zich te verspreiden in talrijke Europese waterlopen. Later kwam er nog een Oost-Europese soort bij die enigszins verwant is aan onze inheemse rivierkreeft: de Turkse rivierkreeft (Pontastacus leptodactylus). Deze soort is nu echter net als de Noord-Amerikaanse soorten een invasieve exoot in ons land.
Buiten het feit dat de geïntroduceerde rivierkreeften nu directe concurrenten zijn geworden voor de inheemse soort, bleken de Noord-Amerikaanse rivierkreeften ook drager te zijn van een dodelijke ziekte, ook wel de kreeftenpest genoemd. Deze ziekte wordt veroorzaakt door de schimmelachtige parasiet, Aphanomyces astaci. Doordat Noord-Amerikaanse rivierkreeften samen met deze schimmel zijn geëvolueerd, hebben ze er een natuurlijk afweermechanisme tegen ontwikkeld. Hierdoor sterven ze zelf zelden aan een kreeftenpestinfectie. De inheemse rivierkreeften zijn echter niet bestand tegen kreeftenpest. Daar waar een uitbraak van de kreeftenpest voorkomt, sterven de inheemse rivierkreeften op korte tijd massaal uit.
Doordat de verschillende soorten Noord-Amerikaanse rivierkreeften resistent zijn tegen de kreeftenpest, de Europese winters probleemloos weten te overleven, erg vruchtbaar zijn en sneller groeien hebben ze zich op korte tijd ook in onze Belgische waterlopen weten te vestigen en zijn ze nu aan een gestage opmars bezig.
De eerste uitheemse soort die in Europa werd binnengebracht was de Amerikaanse gevlekte rivierkreeft (Faxonius limosus). Na ruim 100 jaar aanwezigheid in Europa, heeft deze soort van alle invasieve rivierkreeften tegenwoordig het grootste gebied ingepalmd. In België is de gevlekte rivierkreeft over heel het grondgebied terug te vinden. Later zijn daar nog de Californische signaalkreeft (Pacifastacus leniusculus) en de Rode rivierkreeft (Procambarus clarkii) uit Louisiana bijgekomen. De signaalkreeft lijkt voorlopig enkel in Wallonië voor te komen, terwijl de rode rivierkreeft op verschillende plaatsen in het hele land wordt aangetroffen. In 2019 en 2020 werden respectievelijk populaties van de gestreepte Amerikaanse rivierkreeft (Procambarus acutus) en de marmerkreeft (Procambarus virginalis) ontdekt in verschillende Vlaamse provincies.
Hoewel er wereldwijd meer dan 400 soorten rivierkreeften bestaan, telt het Europese vasteland slechts een vijftal inheemse soorten. De Europese rivierkreeft is de voorbije decennia sterk achteruit gegaan in bijna alle Europese landen waar ze voorkomt. Doordat de Europese rivierkreeft een ontzettend groot verspreidingsgebied heeft en in vele landen terug te vinden is, wordt de soort in zijn geheel echter nog niet met uitsterven bedreigd.
In België is de Europese rivierkreeft tegenwoordig wel uitermate zeldzaam geworden. De soort wordt in ons land dus lokaal wel met uitsterven bedreigd. In Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de soort al meerdere decennia afwezig en in het uiterste Zuiden van het land kunnen nog slechts een twintigtal geïsoleerde populaties worden gevonden. Ieder jaar opnieuw verdwijnen er populaties. Indien er geen doeltreffende maatregelen worden getroffen voor de bescherming van onze enige inheemse rivierkreeft, is er een reële kans dat deze binnen tien jaar volledig uit ons land verdwenen zal zijn.